De engelenmaker van Stefan Brijs is een roman over wetenschap, geloof en bijgeloof. In een dorpje op de grens van drie landen (het drielandenpunt in Duitstalig België) komen die drie elementen met elkaar in conflict, gaan ze allianties aan om ten slotte in de martelaarsdood van hoofdpersonage Victor Hoppe te versmelten.
Hoppe zelf is aanvankelijk een man van de wetenschap, maar geleidelijk blijkt dat hij er een geheime, quasi-religieuze agenda op nahoudt. Zijn zonen, de drieling Gabriël, Michaël en Rafaël, zijn het product van de wetenschap van het klonen, maar tegelijk zijn zij ook het product van de rivaliteit met God die Hoppe zijn leven lang koestert. Brijs situeert hem bovendien in een wereld waarin de moderniteit nauwelijks doorgedrongen is. Wolfsheim is een dorp met bijgelovige, onzekere mensen die absoluut geen weet hebben van de kosmische strijd die een van zijn zonen uitvecht. Brijs maakt de vergezochte tragische geschiedenis van Hoppe aannemelijk door in de beste Vlaams-modernistische traditie te kiezen voor alledaagse en weinig heldhaftige, maar des te meer herkenbare nevenpersonages. Zij vormen het roddelende en bespiedende koor dat getuige is van een uitzonderlijke gebeurtenis. Meewarig en soms ook enggeestig reageren ze op Hoppe. Maar het geheim van Hoppe komt geen van de betweters te weten. Met hun beperkte blik zien ze niet wat er zich onder hun ogen afspeelt.
Ook de plot van het verhaal baseert zich op het getal drie. De roman is minutieus opgebouwd rond de drie gedaanten van een Heilige Drievuldigheid: de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. De Schepper en de biologische vader van Hoppe staan voor de eerste, Hoppe zelf neemt de rol van de Heiland op zich en als Heilige Geest fungeren de klonen die Hoppe van zichzelf meende te moeten maken.
Wat deze roman boven andere doet uitstijgen, is de manier waarop psychologische, bio-ethische en metafysische problemen met elkaar in symbiose treden via de figuur van Hoppe.
Als autistisch aangelegde geleerde leeft hij zozeer in zijn eigen wereld dat hij er niet in slaagt uit te breken – laat staan afstand te nemen van zichzelf en boven het eigen beperkte standpunt uit te stijgen. De roman evolueert dan ook gestaag in de richting van een tragisch eindpunt waarin Hoppes grote idealen kleinmenselijke ambities blijken. Via het avontuur van een gekke geleerde in een banaal Europees plattelandsdorp vertelt Brijs met een meeslepende en overtuigende verbeeldingskracht het verhaal van de pathologische ambities van de moderne mens. Niet ‘god spelen’, maar God overtreffen lijkt de boodschap van de moderne mens. In die zin gaat De engelenmaker over het onvermogen met het onvolmaakte om te gaan, over de fixatie op perfectie en over het mateloze streven naar controle en manipulatie dat onze mythe, onze blindheid is geworden. Hoppe, zijn dorpsgenoten en bij uitbreiding de moderne mens blinken uit door kortzichtigheid. In verblinding, zo leest men tussen de regels, schuilt de kern van het immorele. Moraliteit vergt breeddenkendheid, verbeelding en inlevingsvermogen… alles waartoe Hoppe uiteindelijk niet in staat blijkt.
Amsterdam, 27 maart 2006
De jury
Guusje ter Horst, voorzitter
Hans Maarten van den Brink
Bart Keunen
Daniëlle Serdijn
Wim Vogel