Jan Siebelink – Knielen op een bed violen

Vaste ingrediënten zijn het in het oeuvre van Jan Siebelink: de ondergang van de paradijselijke kwekerij van zijn ouders in Velp, hun huwelijk dat steeds meer versombert doordat de vader gegrepen wordt door het zwartste calvinisme en de tegenstrijdige reacties daarop van hun twee zonen. Maar niet eerder wist Siebelink de machteloosheid van moeder en kinderen jegens de terreur van de fundamentalistisch-calvinistische taal, die haaks staat op de innerlijke zuiverheid waar de vader, Hans Sievez, naar streeft, zo schrijnend te verwoorden. Knielen op een bed violen is daardoor ook zijn gruwelijkste roman geworden. 

Al in Lathum, het dorpje aan de IJssel waar Hans Sievez opgroeit, wordt de veiligheid van zijn jeugd ondermijnd door het genadeloze en vooral ook vreugdeloze geloof van zijn vader. En als jaren later in zijn eigen tuinderij, zijn Hof van Eden, de gnoomachtige, de schrale en smoezelige, in lange zwarte jassen gehulde oefenaars zich met hun devote geschriften opdringen aan zijn ontvankelijk gemoed, dan sijpelt dat spijkerharde geloof uit zijn jeugd opnieuw zijn leven binnen om er nooit meer uit te verdwijnen. Van beslissende betekenis is de dag waarop Sievez in zijn kwekerij door God krachtdadig wordt neergeslagen. Van die dag af raakt zijn zoektocht naar zingeving in een stroomversnelling die geen rekening mag houden met de liefde voor en van vrouw en kinderen. 

Het is vooral dat laatste aspect dat Siebelinks zwartste liefdesroman zo hartverscheurend maakt. En juist omdat de sympathie van de lezer steeds meer verschuift van de vader naar de moeder en haar kinderen, is het goed dat de alwetende verteller in een enkele verdwaalde alinea in het hoofd en in het hart kruipt van de vader, van de bekommerde bekeerde die zijn aardse liefde wel móet opgeven in ruil voor de hemelse. Alsof de verteller de vader nog eenmaal wil doorgronden. Zeldzame momenten van twijfel en inzicht levert dat op. 

Want het gaat Siebelink in deze roman niet om een afrekening. Met bij uitstek literaire middelen als compositie, versnelling en vertraging componeert hij in een heldere stijl zijn klassieke symfonie over een mens die alles opoffert in een voor de buitenwereld veelal duister verlangen naar goddelijke bescherming. Met als noodlottig gevolg dat allen slachtoffer worden. Gezien het motto van de roman, ‘en had de liefde niet’, weten we dat het Siebelink ook niet om die wat al te voor de hand liggende confrontatie gaat. Het zijn zíjn onzekerheden, zijn twijfels die ook de onzekerheden en de twijfels van de lezer worden, versterkt door de laatste woorden van Margje: ‘Zonder twijfel’, die tegelijkertijd de laatste woorden van de roman zijn. Ondanks de door haar man veroorzaakte jarenlange eenzaamheid twijfelt zij er niet aan dat zij hem later zal terugzien. Waarmee ook de lezer met nog meer vragen, raadsels, mededogen en ergernis alleen wordt gelaten. In het seculiere Nederland van de jaren nul is een verhaal waarin godsdienstige overtuiging een beslissende rol speelt minder vanzelfsprekend aanvaardbaar dan vijftig jaar geleden. Dat Siebelink erin slaagt deze overtuiging en de daaruit voortkomende conflicten niet alleen begrijpelijk maar zelfs invoelbaar te maken is niet alleen tekenend voor de kracht van zijn inzet maar ook voor de finesse van zijn schrijven. Religieus fundamentalisme is geen importproduct, behoort wel degelijk tot ons erfgoed, zoals onderstreept wordt door dit bij uitstek Hollandse drama.

Amsterdam, 27 maart 2006 

De jury

Guusje ter Horst, voorzitter
Hans Maarten van den Brink
Bart Keunen
Daniëlle Serdijn
Wim Vogel

Winnaar 2024

Shortlist 2024

Longlist 2024

archief